In deze serie ‘Noabers van Rijssen-Holten’ laten we de inwoners van onze gemeente aan het woord. Wat betekent ‘buurtkracht’ voor jou? En wat doe je zelf aan ‘buurtkracht’?
Op dinsdag 28 oktober heeft René Hoveling (coördinator BuurtKracht) een interview gehad met Gerrit Wessels. Gerrit heeft het woord gekregen van Theo Hagedoorn. Gerrit is oa. betrokken als vrijwilliger bij de Kleding- en voedselbank in Rijssen.
Wie ben je en hoe lang ben je al inwoner van Rijssen-Holten?
Gerrit: Ik ben Gerrit Wessels, geboren in 1957, gepensioneerd en opgegroeid aan de Tabaksgaarden in Rijssen, in een fijn SGP gezin. Ik ging naar de Banisschool en later naar de Delleschool. Na de MAVO koos ik op 17 jarige leeftijd voor de Koninklijke Marine. Als kind las ik graag over schepen en verre landen, en bij de marine kreeg je bovendien betaald, dat sprak me wel aan.
De eerste jaren zat ik weer in de schoolbanken en werd ik opgeleid tot telegrafist. De morsecode vergeet ik nooit meer. Ik maakte de overgang mee van papieren communicatie naar volledig geautomatiseerde systemen en later naar satellietcommunicatie. Daardoor hadden we 24 uur per dag contact met de wal en andere schepen.
Ik werd ook opgeleid om radio- en radiosignalen te onderscheppen en te analyseren. In de jaren tachtig volgde ik een duikersopleiding, maar dat bleek niet echt mijn ding. In de tropen was het water nog lekker, maar in januari in Den Helder was het me te koud! Op de oude schepen sliepen we in ruimtes met meer dan 40 man, 4 hoog opgestapeld, soms 7 maanden lang, geen airco en in de tropen ontzettend warm. Later op de moderne schepen werd het veel beter, met airco en je kon elke dag douchen. Altijd weinig privacy maar ontstellend veel humor. Een ochtendhumeur leer je razendsnel te verbergen. Aan boord doe je alles samen, het is een drijvend geheel dat op zichzelf is aangewezen.
Van 1976 tot 2003 heb ik gevaren, met tussendoor walplaatsingen in Noordwijk op het Marine Radio Station. In totaal op 8 verschillende schepen, merendeels op de grote fregatten en bevoorradingsschepen, mijn laatste schip was Hr.Ms. Philips van Almonde. Begonnen in 1974 als Telegrafist der tweede klasse, (bijna de laagste rang) en afgezwaaid als Luitenant ter Zee der 2e Klasse OC, waar ik trots op ben. De laatste reis was 2003 in de Perzische golf, in het kader van ‘Enduring Freedom’, heb ik daar nog 7 maanden rondgezworven.
René: In 2002 dat was in de tijd van de inval in Irak, toch?
Gerrit: Klopt. Mijn laatste varende reis begon na de aanslagen op de Twin Towers in 2001. We vertrokken in december 2001 en kwamen in juli 2002 terug in Den Helder. Bij binnenkomst in Den Helder betaalden we nog met guldens. Saillant detail: in 1981 stond ik met een paar maten boven op de noordtoren van het WTC in New York. Je kon toen niet vermoeden wat er twintig jaar later zou gebeuren.
Ik zou in 2007 afzwaaien, 50 jaar jong, echter tijdens de 7 maanden durende uitzending in 2005 naar Bosnie, als EU-waarnemer werd ik gevraagd om tot 2012 te blijven. Ik kreeg een officiersfunctie in Soesterberg, daarna twee jaar in continudienst op het hoofdkwartier in Den Helder, mijn laatste functie was re-integratie officier bij de sociaal-medische dienst van de marine in Amsterdam. Toevalligerwijs begonnen in 1975 in Amsterdam en in 2012 geëindigd in Amsterdam, vanaf mijn bureau op de tweede verdieping keek ik naar het scheepvaartmuseum, 200 meter verder, en de replica van het VOC schip ¨de Amsterdam¨.
Op de dag dat ik in Amsterdam door de medische dienst werd uitgekeurd, werd er, na later bleek, een uitgezaaid melanoom ontdekt. In 2011 had dat een slechte prognose, maar na meerdere operaties en controles ben ik er gelukkig goed uitgekomen.
In 1979 ben ik getrouwd met Herma, mijn steun en toeverlaat, zij heeft de kinderen fantastisch opgevoed, ik was er vaak niet. Onze 3 kinderen zijn opgegroeid in Anna Paulowna en Wieringerwerf, we genieten van onze drie kleinkinderen. Mijn motto? ¨de mooiste rang is Opa¨ Ik sta met veel plezier langs het voetbalveld om kleinzoon Luuk te zien voetballen en zie hoe de kleindochters Lauri en Sophia, met lieve ouders, groot worden en de wereld ontdekken. Het vaak niet thuis zijn heeft uiteindelijk ook opgeleverd dat ik vroeg met pensioen kon en de schade weer in kon halen.
René: Hoe ben je uiteindelijk als vrijwilliger bij de voedselbank en de Oude Plus betrokken geraakt?
Gerrit: Na mijn revalidatie heeft het een jaar gekost om mentaal en fysiek de batterij weer op te laden. Als voorzitter van Tourclub Rijssen raakte ik betrokken bij de Theo de Rooij Classic, onze jaarlijkse TCR toertocht. Theo wilde zijn naam er graag aan verbinden, mits de opbrengst naar een goed doel ging. We kozen eerst voor het hospice, later voor de voedselbank.
Zo is mijn betrokkenheid bij de voedselbank begonnen. Inmiddels is de voedselbank verhuisd naar de Oude Plus aan de Roelf Bosmastraat. Met onmisbare financiële steun van de gemeente konden we erin trekken. Inmiddels delen we het gebouw met onder andere het Rode Kruis, EHBO, Vluchtelingenwerk, het Taalcafé, Evenmens en ViaVie Welzijn.
Het is een groot gebouw, we hebben het gasloos gemaakt en voorzien van nieuwe wanden, verlichting en diverse ruimtes, er is altijd iets te doen: onderhoud, schoonmaak, contact met vrijwilligers, geld werven, activiteiten organiseren. Druk, maar wel leuk druk.
Waar denk je aan bij het woord BuurtKracht?
René: BuurtKracht zit ook in de Oude Plus. Wat betekent dat voor jou?
Gerrit: Ik zie dat steeds meer mensen gebruikmaken van de ruimte. Dat is precies waar BuurtKracht voor bedoeld is: mensen bij elkaar brengen. Je hoeft er niet heen, maar het biedt wel kansen om anderen te ontmoeten. Ik vind het echt een goed initiatief. Zonder BuurtKracht en ViaVie zou de Oude Plus niet hetzelfde zijn – hun aanwezigheid geeft het pand bestaansrecht.
Heb je een mooi voorbeeld van een BuurtKracht-deal?
René: We proberen, naast bijvoorbeeld het creeeren van inloop- en ontmoetingsmomenten, ook bewonersinitiatieven te ondersteunen, denk aan buurtactiviteiten of een een gezamelijke moestuin. Heb jij in Rijssen een mooi voorbeeld daarvan gezien?
Gerrit: Niet direct, maar ik vind het concept van AutoMaatje van de ANWB geweldig. Dat bestaat al in Hellendoorn en Assen, maar nog niet in Rijssen. Vrijwilligers rijden daar mensen die geen vervoer hebben. Het is dankbaar werk. Ik zou het prachtig vinden als we dat hier ook van de grond krijgen. Je mag mij als vrijwilliger noteren.
Doe jij zelf iets aan BuurtKracht?
René: Hoe ervaar je zelf noaberschap in jouw buurt?
Gerrit: Ik woon aan de rand van plan Zuid. Daar zijn nieuwe inwoners migranten, komen wonen. ’s Avonds als ik met mijn hond wandel, zie ik vaak gesloten gordijnen en slecht onderhouden tuinen. Dat doet me denken aan mijn in Bosnië. Wel merk ik dat in onze samenleving met name jonge mensen druk zijn met werk en er minder tijd is dan vroeger voor verenigingswerk en sociale contacten buiten de eigen familiekring. Een deel van het sociale verkeer speelt zich af via sociale media. Beter en leuker is het om elkaar in de ogen te kijken.
Contact met migranten in de wijk verloopt stroef, de taal, inkomensverschillen en cultuur vormen een barrière. Toch geloof ik wel dat er veel bereidwilligheid is. Als je de juiste mensen binnen die gemeenschappen weet te vinden, de sleutelfiguren, dan kun je echt iets opbouwen. Een paar weken geleden heb ik een met autopech gestrand gezin naar het AZC terug gebracht, ze hadden kleding gekocht in de Kringloopwinkel Oude Plus. Ik moest blijven voor een bak thee en kreeg een schaaltje vijgen, heel gastvrij. Ze leven met 11 in een vakantiehuisje op de Borkeld. De jongste 7 jaar en de oudste 22. Ze zijn 8 maanden hier en ik was verbaasd hoe goed de jongsten Nederlands spraken. Voor mij weer een leuke ervaring en krijg weer een kijk in een wereld die ik niet ken. Het verhaal van de barmhartige Samaritaan kun je soms letterlijk in praktijk brengen.
René: Dat raakt ook aan integratie, en hoe je als gemeenschap met elkaar omgaat. Wat zou daar nog verder in nodig zijn? Denk je dat scholen daarin een rol kunnen spelen?
Gerrit: Scholen zouden bijvoorbeeld een rol kunnen spelen. De Frisoschool is voor moslimkinderen de enige basisschool in de buurt. Daar ontmoeten kinderen van verschillende achtergronden elkaar – moslims, christenen, atheïsten. Dat vind ik een mooi gegeven.
Zelf ben ik orthodox-christelijk opgevoed, hoewel ik dat indertijd niet als negatief heb ervaren, integendeel, mijn jeugd in de Tabaksgaarden was prachtig, wel voelde de overstap naar de christelijke MAVO bevrijdend. Ik ben daarom ook geen voorstander van artikel 23 van de Grondwet. Abraham Kuyper heeft daarin, naar mijn mening, niet de bedoeling gehad dat het kinderen uit elkaar zou drijven. We zijn meer dan 100 jaar verder en Nederland is veranderd. Mijn mening is dat er niet alleen scheiding moet zijn tussen kerk en staat, maar ook tussen kerk en school. Onze jeugd heeft de toekomst, laat ze zo veel mogelijk in elkaars keuken kijken, het verrijkt en geeft begrip.
Wie zou je als volgende Noaber aan het woord willen laten?
René: Mooie afsluiting, Gerrit. Aan wie geef jij het stokje door?
Gerrit: Aan Wim Groenewegen, oud-docent van Reggesteyn. Hij is nu actief bij De Open Deur en heeft zich destijds ingezet voor de financiering van het hospice. Een man met hart voor de gemeenschap – dat past perfect bij BuurtKracht.