In deze serie ‘Noabers van Rijssen-Holten’ laten we de inwoners van onze gemeente aan het woord. Wat betekent ‘buurtkracht’ voor jou? En wat doe je zelf aan ‘buurtkracht’?
Op vrijdag 10 januari hebben René Hoveling (coördinator BuurtKracht) en Patricia van Erven (communicatie BuurtKracht) een interview gehad met Jos Kamphuis. Hij heeft het woord gekregen van Hans Wissink.
We zijn bij Jos thuis voor het interview. Terwijl de koffie loopt, bekijken we de bed & breakfast die Jos en Chantal aan de voorkant van zijn huis hebben. ‘Je hebt een prachtige plek hier!’
Terug in de keuken vraagt Jos of de recorder al loopt. ‘Ja zeker!’
Jos: ‘Dit is het geluid van de koffiemachine.’
René: ‘Probeer dat maar eens te omschrijven!’
Patricia: ‘De koffie pruttelt heerlijk en de geur van verse koffiebonen verspreidt zich in de ruimte.’
Wie ben je en hoe lang ben je al inwoner van Rijssen-Holten?
Jos: ‘Jos Kamphuis, getrouwd met Chantal, vader van Mees en Jip en vader van Els en Jordy, Sallander. Dat zeg ik even bewust, want ik heb net de Stentor aan de lijn gehad over de veranderingen in Holten.’
René: ‘Naar aanleiding van?’
Jos: ‘Nou, kijk, bestuurlijk zijn we Twente, de gemeente Rijssen-Holten. En Hellendoorn is dat bijvoorbeeld ook. Maar ik ben een Sallander, en zo vóel ik me ook. Een neefje van mij heeft een boek geschreven over onze voorvaderen, en die komen allemaal uit Salland. Vanaf 1600 zijn wij allemaal Sallanders. Dus zo voel ik me ook. En ik merk gewoon, en ik zeg niet dat dat verkeerd is, maar dat wij steeds meer Twents worden in Holten.
René: ‘En waar merk je dat dan aan?’
Jos: ‘Nou, we zitten hier in het gebied tussen de Stentor en de Tubantia. Tubantia is duidelijk Twents. Als daar stukken in staan over Holten, dan hebben ze het over het Twentse dorpje Holten. De Swarte Ruijter had bijvoorbeeld zijn ster behouden, en dan lees je in de krant: “De Swarte Ruijter, in het Twentse dorpje Holten…” Kijk, en zo merk je gewoon dat het allemaal een beetje Twente begint te worden. Aan de voorkant van mijn huis hangt de Sallandse vlag, en op mijn gevel staat de tekst van het Sallandse volkslied. Dus ik voel me echt een Sallander.’
‘En Sallanders zijn misschien wat afwachtende mensen, en niet zo, niet zo, uh… Ja, weet ik niet. Nu moet ik oppassen, anders denken ze ‘Tukkers zijn …’. Nee, dat bedoel ik ook weer niet hoor.’ zegt Jos lachend.
‘Maar ja, dat zijn dus een beetje mijn roots.’
‘Ik kwam in Holten eigenlijk dankzij mijn zus. Mijn zus was getrouwd met een Holtenaar en die woonde aan de Deventerweg en die had daar een benzinepomp. Die is er inmiddels allang niet meer. En daar woonde mijn zus dus. Ik was toen 18 of 19 en ging toen zondags op die pomp staan om te helpen. En ik knutselde wat aan auto’s. Mijn hobby was de Alfa Romeo. Ik was een jonge jongen, maar ik heb altijd gewerkt in de horeca. Bij de Hoofdige Boer in Almen, daar heb ik goed verdiend. Dus toen ik 19 was kocht ik een Alfa Romeo Spider. Een sportauto, een rooie.’
René: ‘Zo. Das een cabrio hè?’
Jos: ‘Phoeh, ja! Gaaf man. En mijn zwager zei toen, ‘Jos, mag ik je Alfa lenen, want ik moet de dorpskoningin in Holten rondrijden.’ Dat was toen nog. Dat was een rondtocht met die dorpskoningin erin. Hij had zelf een blauwe, maar met die rode van mij was het natuurlijk wat spectaculairder. Dus hij zegt, ‘Dan mag je ’s avonds met me mee naar Amicitia!’ want daar was het Koninginnebal. Dit was vér voor jullie tijd.’ zegt Jos met glimlach.
‘Ik zeg, is goed. Dus, hij die tocht gedaan, en ik was ’s avonds in die zaal. Maar ik kende eigenlijk niemand. Ik was 19, een jonge jongen. Iedereen was aan het dansen en aan het hossen. En toen kwam er op een gegeven moment een vrouw naar me toe, die zei: ‘Je zit hier zo alleen, wil je niet bij ons komen zitten?’. Heel vriendelijk. Dus ik zeg, ‘is goed’. En ik ging mee, het bleek de moeder van de dorpskoningin te zijn. Want die dorpskoningin had dus gezegd, ‘goh, ik vind dat wel een leuke jongen.’.
Patricia: ‘Oe lalala!’
Jos: ‘Ja, wordt een goed verhaal he?’
‘Aan het einde van de avond bleef ik een beetje alleen in die zaal achter, maar de dorpskoningin ook. Dus toen vroeg ik, ‘Zal ik je dan maar naar huis brengen?’ En dat was dus Annemie, waar ik uiteindelijk mee getrouwd ben. Dat heeft ook geresulteerd in 2 prachtige kinderen. Jordy, die jullie waarschijnlijk wel kennen, en Els. Els helpt mij nog steeds bij het Klavertje.’
‘Maar, nadat ik 7 maanden in Israël heb gezeten (aan het begin van de verkering met Annemie), ben ik op een gegeven moment bij de Luchtmacht gegaan, de vliegbasis in Leeuwarden. Daar woonde ik op een woonschip in Sneek. De avond voordat we gingen trouwen, kreeg mijn schoonvader hartproblemen. Toen hebben we ’s nachts de hele bruiloft nog moeten cancelen. Later is dat allemaal weer goed gekomen natuurlijk, en zijn we alsnog getrouwd. Maar Annemie is na die ‘eerste bruiloft’ toch bij mij ingetrokken op de boot. Haar ouders wisten dat ik bij de Luchtmacht zat alleen maar om tijd te overbruggen. Want ik wilde heel graag in de horeca. Maar dat kon in die tijd pas bij 25 jaar, want dan kon je pas alcohol verkopen.’
‘Dus we waren al wel een beetje aan het kijken geweest, in Amsterdam in een horeca bedrijf, en verder een beetje om ons heen. Maar mijn schoonvader wilde het liefst dat we naar Holten kwamen. Dus op een gegeven moment werden we gebeld. In die tijd had je maar 2 horecabedrijven wat onze branche betreft. En dat was Hartsuiker en Dikkie, die zat hier op de kruising. En mijn schoonvader zei: ‘Dikkie zit dicht, die staat nu te koop. En Hartsuiker gaat er mee stoppen. Dit is voor jullie het moment om erin te stappen.’
‘Dus dat heb ik toen gedaan. Ik heb de woonboot verkocht en ben gestopt bij de Luchtmacht. Wat overigens een fantastisch tijd was, want ik heb ook mogen vliegen. Ik heb Starfighter gevlogen en F16 gevlogen. Ik heb daar een hele mooie tijd gehad. Meegevlogen trouwens hè?’
‘Toen zijn we aan de Boschkampstraat komen wonen, in een garage. Daar zijn we begonnen. Dat was heel klein, maar we waren alleen maar aan het werk. Op een gegeven moment hebben een huis gekocht in ‘de Leegte’, zo noemen ze dat, dat was helemaal beneden aan de Dorpsstraat. Dat was een hele grote villa, daar zat toen een antiekzaak in, Hupkes. Na lang onderhandelen heb ik dat pand toen kunnen kopen.’
‘Dat is een bijzonder pand, want daar zijn heel veel mensen geboren. Het pand bestaat eigenlijk uit 4 appartementen, en veel starters zijn daar begonnen. Dus dan werden er 2 of 3 kinderen geboren, en dan gingen ze weer weg. Het is een ontzettend vruchtbaar huis geweest.’ zegt Jos lachend.
‘Toen hebben we hier de zaak opgestart (*Klavertje), dat is nu 43 jaar geleden. Tja, keihard gewerkt en daarna andere bedrijven begonnen. Bardancing in De Waag heb ik toen overgenomen. Mijn schoonouders, en familie, waren eigenaar van de gereformeerde kerk van hier tegenover. Dat kwam leeg te staan, dus toen heb ik gevraagd of ik er horeca in mocht beginnen. En dat vonden ze goed, dat was heel bijzonder. Daar hebben we toen Altamura opgestart, en later weer verkocht.’
‘Daarna heb ik nog bedrijven gehad in Twello, Deventer, Raalte en Rijssen. En in Holten natuurlijk Tastoe. We moesten toen indienen wat ons plan was. Er hadden 8 partijen op ingeschreven, en wij hebben het toen gekregen. Dus toen zijn we Tastoe begonnen met het idee daar 2 bedrijven te beginnen: een commercieel bedrijf naar buiten toe en een sociaal bedrijf naar binnen. Dat is gelukt en daar ben ik nog steeds trots op.
René: ‘Wat trok jou zo aan de horeca? Waarom wilde je daar graag in werken?’
Jos: ‘Nou, het contact met mensen, de omgang met mensen. Ik ben 6 jaar secretaris geweest van het Landelijke Bestuur van Horeca Nederland. Dat is hoog bestuurlijk niveau. Ik ben toen onder andere voorgesteld aan de Koningin toen. Dat had wel wat impact allemaal, ook voor mezelf. Ik ben in dienst geweest voor Horeca Nederland, waar ik bedrijven heb begeleidt op gebied van rendement-verbetering. Daar heb ik zo’n 150 bedrijven door heel Nederland mee begeleidt. Fantastisch mooie tijd, ik zat in zo’n 20 verschillende besturen. Maar dat is waarschijnlijk ook wel de reden geweest dat het thuis wat minder goed ging, want ik was gewoon altijd overal mee bezig, zag ook altijd overal een uitdaging in. Ja, dat is denk ik toch op een gegeven moment lastig geweest.’
‘Ik woonde toen dus ‘in de Leegte’ en het huis daarnaast was van de dames Wolters. Dat vond ik een prachtig huis, met een serre eraan en een hele grote tuin erachter. Als dat toch nog eens te koop komt, dan wil ik daar wel wonen, dacht ik altijd. Het kwam dus te koop, dus ook daar heb ik gewoond. Totdat ik via het bestuur van de VVV van de makelaar hoorde dat er iets heel bijzonders te koop kwam in Espelo aan de Koeweideweg. Ik had nog nooit van dat plekje gehoord, dus ik reed er naar toe en het was net alsof er een film werd afgespeeld. We reden de zandweg op, er staken 2 reeën over. We rijden de bocht om, en zien opeens een heel klein landhuisje liggen. En alles was groen. Niet normaal groen, alles was dichtgegroeid. Er stond een Saab voor de deur, en daar groeide een berk dwars doorheen. Het waren mensen die dit als tweede huis hadden, maar die kwamen er nooit. Zo’n bizar plekje. Maar ik dacht wel, ja, dit is het, dit is onze plek. Dus dat hebben we toen gekocht.’
‘En daar heb ik het buurtschap Espelo leren kennen. Ik heb daar 20 jaar gewoond en als je het over Noaberschap hebt, dan is dat nog weer een andere categorie Noaberschap als dat wat je kent in het dorp. Wij waren daar de ‘noasten’, de naasten, van de boerderij naast ons. En als ‘noaste’ regel je dus ook alles op het gebied van hulp. Toen ome Jan overleed, dat was de broer van de boer, die woonde daar ook bij in, dan werden wij als ‘noaste’ geacht om mee naar het ziekenhuis te gaan om af te leggen, te transporteren en dat soort dingen. Maar aan de andere kant ook, toen de zoon ging trouwen, werd er ook verwacht dat wij de kaarten bezorgden, eerst aanzeggen natuurlijk, maar ook allerlei dingen doen op de dag zelf. We moesten ervoor zorgen dat het bruidspaar ’s avonds weer veilig thuis kwam, dat soort dingen. Hele leuke dingen ook. Ja, het elkaar helpen is daar echt wel ‘anders’.’
René: ‘Wat vond je daarvan toen je daar kwam wonen? Kende je dat?’
Jos: ‘Nou, het was wennen en leren. We gingen er naar toe en ik wist wel dat we daar aandacht aan moesten besteden. Dus we hebben breed uitgenodigd in de buurt om buren te maken. Nou, en ik weet niet of jullie dat weten, maar je kunt buren maken, maar dat hoeft niet wederzijds te zijn. Dus op het moment dat je iemand als buurman vraagt, dan zegt hij misschien ja, en gelukkig zei hij ook ja. Maar ze moeten jou óók als buurman vragen. Maar als hij niet zegt, wordt je ook mijn buurman, dan ben je dus niet zijn buurman.
René: ‘Maar wat betekent dat dan?’
Jos: ‘Nou ja, het noaberschap moet wederzijds zijn. Dat moet je gaandeweg leren hoe dat soort zaken in elkaar zitten.
‘We hebben een fantastische tijd in Espelo gehad. Het contact met elkaar en de mensen, de zorg voor de natuur. Ik vind dat de boeren daar enorm voor de omgeving zorgen. Er werden dingen gemaaid, bomen gesnoeid. Ik ben ook altijd druk geweest met bomen snoeien, omdat ik ook altijd hout heb gestookt, mede een reden om dat te doen natuurlijk. Maar dat was een hele mooie tijd.’
‘Maar door die scheiding ben ik daar weg gegaan en in het dorp gaan wonen. En dat hebben we pas gedaan toen er al 2 kindjes waren. Mijn oudere kinderen zeiden ook, ‘Pap, misschien is het verstandig om naar het dorp te gaan. Wij hebben het heel fijn gevonden buitenaf, maar het was altijd een drempel.’. Dus zo zijn we hier terecht gekomen.’
Waar denk je aan bij het woord BuurtKracht?
Jos: ‘Nou, dat zijn dan eigenlijk wel weer heel veel verhalen. En jullie moeten maar zeggen als ik moet stoppen.’
‘Dat boerderijtje wat ik toen heb gekocht, dat was van tante Cato, Cato Koetsier. Zij was een heel eenvoudige vrouw, zonder kinderen. Zij heeft, toen ze het boerderijtje verkocht, bij de makelaar en notaris gevraagd, ‘Wat moet ik met dat geld, want ik heb dat niet nodig.’. Toen hebben ze besloten een stichting op te richten, de Catharina Koetsier Stichting. Dat klinkt heel deftig, maar ze was ‘gewoon Cato’. Zij heeft dat geld in een pot gedaan en dat geld belegd. Met de rente werden toen goeie dingen gedaan. Voor de Bosschool, het Trefpunt, de Kinderboerderij, en nog veel meer. Allerlei dingen werden gesteund door dat geld van haar. Heel mooi.’
‘Ik ben in dat bestuur gekomen toen zij dood ging. We hebben vorig jaar besloten besloten om de Stichting op te heffen, omdat iedereen die betrokken was overleden was, of niet meer in staat om te besturen. Ik ben de laatste nog. Het laatste geld hebben we aan de gemeente gegeven en zij hebben daar de speeltuin aan de Keizerstraat mee gerealiseerd.’
‘Daarvoor is het Trefpunt gesteund met hun verbouwing, is de Kinderboerderij gesteund voor de aanschaf van zonnepanelen. ViaVie Welzijn heeft geld ontvangen om theatervoorstellingen voor groep 5 te kunnen organiseren. Zo is er allerlei geld besteed aan super sociale initiatieven.’
‘Ze steunden dus ook de Kinderboerderij. Ik ben daar vanaf het begin al bij betrokken geweest, ik ben bij de oprichting destijds geweest. Ik woonde daar toen vlakbij en ik kende de familie Paalman heel goed. Maar we zijn daar heel rustig, met behulp van de buurt, die kinderboerderij begonnen. Dat was nooit gelukt zonder de inzet van de buurt. Als je ziet wat er nu na 25 jaar staat. Dat kan alleen maar als je als buurt de krachten erin stopt. Daarom vind ik het ook zo belangrijk, en ik ben net gestopt als bestuurslid, dat je altijd contact houdt met de buurt. In dit geval over de balans tussen de drukte, hebben jullie er last van of niet? Het moet blijven passen in de omgeving.’
René: ‘Vind je het een voorwaarde voor het slagen van initiatieven, dat de buurt betrokken moet zijn?’
Jos: ‘Ja. Dat is de enige manier. Ik ben nu bezig met een nieuw project, dat is de dorpstuin. Dat wordt gecreëerd bij het oude hockeyveld, met ook die gebouwtjes erbij. Daar waren al plannen voor door iemand, maar diegene is daarin vastgelopen. Ik ben erbij ingeschakeld, maar eigenlijk net te laat, dat vond ik jammer. Dus ik hoop nu dat we toch een deel van die plannen door kunnen zetten. Maar niet met veel geld. Dus die oude gebouwen zou ik graag willen opknappen met Holtenaren. Dat is volgens mij namelijk de enige manier. Dus dat we dat met elkaar aanpakken en op die manier realiseren. Dan wordt het ook van hun. Dat hoop ik ook met de tuin. Dat we dat met elkáár allemaal kunnen opknappen, met Holtenaren. En zo een nieuwe sociale plek creëren.’
‘In de Molenbelt, de flat daar vlakbij, wonen vaak mensen van buiten Holten. Ook wel Holtenaren hoor. Maar ik sprak laatst iemand waarvan de ouders in die flat wonen. Ze hebben daar onderling wel wat contact, maar verder weinig contact met Holten. Dus mijn plan is om die mensen die in die flat wonen, de tuin te laten adopteren. Dat die tuin ook van hen gaat worden. Ze hoeven daar niet direct aan het werk in de tuin ofzo, maar dat ze, sociaal gezien, een plek hebben waar ze naartoe kunnen gaan. Een kopje koffie drinken, even praten met elkaar en andere Holtenaren of toch misschien wat doen. Op die manier denk ik dat we mensen bij elkaar kunnen brengen.’
René: ‘Dat zou een hele mooie BuurtKracht Deal kunnen zijn! Dus mochten jullie ergens ondersteuning in nodig hebben?’
Jos: ‘Nou, heel graag! Maar we werken nu ook samen met de Creatieve Broedplaats.’
‘Want wat we bijvoorbeeld ook willen gaan doen daar, is koken. We willen uit de tuin koken. En ook met andere Holtense producten, samen met andere Holtense bedrijven. Het idee is nu om 1 keer per week een lunch te organiseren waar mensen zich voor kunnen inschrijven.’
‘Het is ook nog eens allemaal op ‘rollator-afstand’.’ zegt Jos lachend. ‘Dus we hopen ook dat de mensen die hier iedere dag voorbij lopen, ‘mooi dat je er weer bent!’, dat zij elkaar daar misschien ook wel gaan ontmoeten.’
René: ‘Je hebt natuurlijk al heel veel genoemd. De volgende vraag is namelijk, ‘heb je een mooi voorbeeld van een Deal’, maar je hebt al veel voorbeelden genoemd. De Kinderboerderij, de tuin hier verderop, dat zijn natuurlijk wel hele mooie voorbeelden die je daaronder kan scharen. Heb je nog andere voorbeelden?’
Heb je een mooi voorbeeld van een BuurtKracht-deal?
Jos: ‘Nou, ook één van de dingen, maar daar ben ik op dit moment weer klaar mee, is het multifunctionele gebruik van kerken. Ik heb zelfs gezegd, al zeg ik soms ook dingen die niet kunnen of niet realiseerbaar zijn, ik zei dat de kerk eigenlijk onderdeel zou moeten zijn van het Kulturhus. Om daar dingen te organiseren die passen bij de kerk, maar dat het ook opengesteld wordt voor meerdere mensen. Ik heb bijvoorbeeld Wim Kwakernaak gezegd, ik wil jou graag onsterfelijk maken. Ik zag hem voor me als een hologram in die kerk, verhalen vertellen. Over kunst, over de geschiedenis, over de natuur. Met AI, zodat je hem vragen kunt stellen. ‘Wim, hoeveel inwoners heeft Holten?’ en dat ‘ie daar dan antwoord op geeft. Dat kost wel zo ongeveer € 140.000,-, dat is heel veel geld. Maar ik denk, dan heb je wel iets in die kerk wat weinig personeel nodig heeft. Maar ik denk dat dit idee nog te vroeg is.’
‘Daarnaast ben ik nog bezig met sportplekken. Daar ligt nu ook een plan voor klaar.’
René: ‘Sportplekken: dat triggert mij natuurlijk! Wij houden ons ook bezig met Op je Best, wat een samenvoeging is van het lokaal Sportakkoord en het Lokaal preventieakkoord. Dat gaat heel erg over het stimuleren van meer gezond gedrag, mensen in beweging krijgen. Dus sportplekken en beweegplekken is daar natuurlijk aan gekoppeld.’
Jos: ‘Dan weet ik niet of ik het jou wel kan laten zien.’
René: ‘Ja, tuurlijk wel! We doen het allemaal voor de inwoners toch?!’
Jos: ‘Dit is een beetje wat we willen.’ terwijl Jos een kaart laat zien.
‘Dit is een route om het dorp. En op die route komen mensen onderweg sportplekken tegen. Er komen aan 4 kanten van het dorp routes, van verschillende lengtes. Informatie hierover komt bij het station. Onderweg vind je dan plekken waar je oefeningen kan doen. Alles passend in het landschap, dus bijvoorbeeld van hout. En allemaal hufterproof.’
‘Als je als Rijssen-Holten wilt uitstralen, wij zijn groen, duurzaam en wij zijn voor gezondheid en bewegen, dan is dit een mooie stap. Dus ik hoop dat de gemeente dit plan omarmt. En het lijkt erop dat dit gaat gebeuren.’
René: ‘Mooie plannen. BuurtKracht Deal.’ zegt René met een knipoog. ‘En dan komen we alweer bij de volgende vraag, maar de vragen slaan nu nergens meer op, met al je verhalen. Doe je zelf nog iets aan buurtkracht?’
Doe jij zelf iets aan BuurtKracht?
Jos: ‘Ja, dat probeer ik dus wel! Ik ben ook één van de oprichters van de Holtense Kwis. Nou, dat is enorm gericht op met elkaar dingen doen.’
Patricia: ‘Ja, als je het hebt over het samenbrengen van mensen, dan is dat een mooi voorbeeld.’
Jos: ‘Ja, en dat was ook het doel van de Kwis. Dat mensen met elkaar, als kennissenkring, als straat, meedoen. Volgens mij is de Kwis echt wel een bindend iets. Ik hoop dat de huidige organisatoren er mee door blijven gaan. Want zoals die opdracht van afgelopen jaar, met die banieren voor de bevrijding, dat is toch prachtig!’
Wie zou je als volgende Noaber aan het woord willen laten?
Jos: ‘Dat is Remco Rensen. Remco komt uit Espelo. Hij is voorzitter van Greun Hoolt’n. En Greun Hoolt’n vind ik ook echt een club mensen die past bij BuurtKracht. Dus vandaar.’