Noaber van Rijssen-Holten aan het woord

Gea Veldman

In deze serie ‘Noabers van Rijssen-Holten’ laten we de inwoners van onze gemeente aan het woord. Wat betekent ‘buurtkracht’ voor jou? En wat doe je zelf aan ‘buurtkracht’?

 

Op vrijdag 1 maart hebben René Hoveling (coördinator BuurtKracht) en Patricia van Erven (communicatie BuurtKracht) een leuk gesprek gehad met Gea Veldman. Zij heeft het woord gekregen namens Baukje de Haan, medebewoonster van Noabershof ‘op ’n Esch’. ‘Zij zet zich heel vaak vrijwillig in.’, aldus Baukje.

Wie ben je en hoe lang ben je al inwoner van Rijssen-Holten?

‘Ik ben Gea Veldman en ik ben geboren in Rijssen. Toen ik 18 was heb ik een klein uitstapje gemaakt naar Vinkeveen, en een opleiding gedaan voor in de zorg. Daarna ben ik teruggegaan naar Rijssen en ben ik getrouwd.’

 

‘Eerst hebben we aan de Haarstraat gewoond. Daar hebben we echt Noaberschap gezien en ervaren. Vonden we heel bijzonder! Ik werkte in de zorg, had vaak vroege diensten. Dan vergat ik bijvoorbeeld wel eens de gordijnen open te doen. 

Dan stond de buurvrouw aan de bel: ‘Is er iets?’ Maar wat bedoeld ze daar dan toch mee? Wat zou er dan moeten zijn, dacht ik dan? In het begin vond ik dat wel lastig, had ik een gevoel van ‘bemoei je er niet mee’. Maar op een gegeven moment kom je er wel achter. Als er bijvoorbeeld iemand ziek was, dan waren de buren er écht voor je. En dat was wel heel speciaal om te ervaren.’

 

‘Een oude buurman kwam bij ons langs, al in de eerste weken dat we getrouwd waren. Die vroeg of ze ook officieel een keertje langs mochten komen, want ze hadden een belangrijke vraag. En toen vroegen ze of, wanneer één van hen zou sterven, Pieter dan wilde dragen en of ik dan koffie wilde schenken, als buurvrouw.’

 

Patricia: ‘Pfff, dat zijn wel pittige vragen!’

Gea: ‘Ja, dat zijn het zeker. Maar we hebben er wel ja op gezegd.’

 

‘Daar zijn we 7 jaar geweest, aan de Haarstraat. En door alle jaren heen, hebben we dat samenzijn uit die straat nooit weer zo ervaren in een buurt. Dat was heel apart.’

 

René: ‘En daar woonden de mensen dan vaak ook al heel lang?’

Gea: ‘Ja, en ze zaten vaak allemaal voor de voordeur, met name in de zomer en bij mooi weer. Je was daar nooit alleen. Iedereen kwam Rijssen uit fietsen en dacht ‘Oh, even koffie drinken bij Pieter en Gea.’ En hopsakee, stoel erbij, en zo ging dat. Achter het huis hadden we ook niet veel. Iedereen landde aan voor kopje koffie. Dat was altijd zo gezellig.’

 

‘Ik weet nog op een zomeravond, zaten we er ook weer. Kwamen er steeds meer mensen bij zitten. Toen vonden we dat vreemd in het begin. Maar het was eigenlijk altijd heel gezellig, heel speciaal. En eigenlijk doen we het hier nu weer zo, hier in het Noabershof.’

 

‘We hebben wel duidelijk afgesproken dat wanneer we in de voortuin zitten, we op onszelf zijn. En als je in de binnentuin zit, dan sta je open voor een praatje en gezelligheid. Dat vind ik wel mooie afspraken. Ik ga ook niet áltijd daar zitten. Ik werk ook gewoon, en ben druk, en wil soms even alleen zijn.’

 

‘Ik ben welzijnscoach bij Eltheto. Veel vrijwilligers stuur ik aan en ik bedenk de activiteiten. Kijk wat iemand van de bewoners nodig heeft. Samen met een collega maak ik daar verbindingen in met bijvoorbeeld familie. Dat was vroeger wel heel anders. Dan organiseerde je grote gezamenlijke activiteiten. Nu wordt er meer op individueel niveau gekeken. De tijd is anders, mensen hebben andere behoeftes.’

 

‘We hebben een keer een bewoner gehad die werkte als vrijwilliger bij het Roec, maar hij kwam met dementie bij ons wonen. Maar het Roec heeft de moed gehad om hem nog een tijdje als vrijwilliger aan te houden, en hem in zijn waarde te laten. Dat vind ik echt mooi om te zien. Op zoek gaan naar wat iemand nog kan, en dat behouden.’

 

René: ‘Heb je tussen de Haarstraat en nu het Noabershof, nog ergens anders gewoond?’

Gea: ‘Ja, eerst een jaar aan de Tabaksgaarden boven de kapper. Pieter zijn bedrijf ging toen naar Almere en de banen in de techniek lagen toen niet voor het oprapen. We hebben ons huis verkocht en zijn daar gaan wonen, om rustig de tijd te nemen om hier een beslissing over te nemen.  Uiteindelijk besloten we niet mee naar Almere te gaan. Mede omdat mijn beide zussen buiten Rijssen woonden. Mijn ouders werden wat ouder, dus als ik dan ook nog weg zou gaan… Dat zag ik zelf niet zo zitten. We hebben er dus heel bewust voor gekozen om hier te blijven.’

 

‘Toen zijn we naar de Vennekesgaarden gegaan en hebben daar 7 jaar gewoond. Vandaar gingen we naar de Arend Baanstraat, waar we zo’n 17 jaar hebben gewoond. En toen zijn we begonnen met dit hofje.’

 

‘Mijn lijf raakte een beetje op. We hebben altijd een groot gezin gehad, met aan de Arend Baanstraat een hele grote kelder. Dat was toen ideaal. Als er mama’s op bezoek kwamen, of de kinderen hadden vriendjes en vriendinnetjes over de vloer, dan konden ze gewoon daar chillen. Maar op een gegeven moment gaan de kinderen de deur uit, en wat moet je dan nog met zo’n ‘grote kast’? Helemaal niet handig. Maar Pieter wilde echt niet in een appartement, die wil gewoon zo naar buiten kunnen lopen. We zijn dan ook vanaf het begin betrokken geweest bij ‘t Noabershof, na een presentatie in het Parkgebouw. En tot op de dag van vandaag nog geen spijt!’

 

René: ‘En juist ook om dat Noabersgevoel?’

Gea: ‘Ja, juist daarom!’

 

‘Maar we zijn soms nog steeds allemaal een beetje zoekende. In het begin was het een beetje gekunsteld, dan is het nog niet natuurlijk. Want het is nogal wat hé, als je zo gaat wonen. Want wat zijn bijvoorbeeld de onderlinge verwachtingen?’

 

‘We proberen af en toe samen te eten in het Noaberhoes. Niet verplicht, maar wel wenselijk. De momenten zoeken om elkaar te zien en te spreken. Of samen even in de tuin te zijn. Iemand die aan het grasmaaien is, en dan wordt er toch even een praatje gemaakt. Een tijdje terug was een van de buurvrouwen wat onwel. Dan kiezen we er toch voor om zorg te verlenen samen.’

 

René: ‘En dan is ook iedereen daarbij betrokken?’

Gea: ‘Ik vind wel dat iedereen zijn taak heeft.’

 

‘Ik denk dat je daarin ook moet kijken naar wat iedereen voor kwaliteiten heeft. De een is socialer als de ander. Je doet het naar je eigen kunnen. En dat mag je leren waarderen. Niet iedereen kan hetzelfde. Net als in de samenleving, de een kan dat goed, de ander dat. Sommigen doen hier samen pingpongen, maar daar moet ik niet aan denken! Dat is echt niet aan mij besteed… Leuk dat ze dat doen, maar ik niet!’ (lachend).

 

‘Maar ze komen hier bijvoorbeeld ook koken van school, dat vind ik heel leuk. Als ik dan tijd heb ga ik daar altijd even kijken. Dat soort dingen. Vaak pas ik op de woensdag op. En als er dan iets is en ik ben hier, dan kan ik best daaraan deelnemen. Maar ik ben niet bij alles aanwezig. Iedereen kiest voor dat wat bij hem of haar past.’

 

Patricia: ‘Dat werkt misschien ook het beste, want dan blijft het leuk in plaats van dat het als een verplichting gaat voelen?’

Gea: ‘Nou, dat. Je hebt een paar verplichtingen, bijvoorbeeld de vergaderingen. Dan is er wel de verwachting dat je erbij bent. Dat is niet vaak, maar ook wel fijn met even een kopje koffie erbij. En je groet elkaar wel altijd. Je hebt ook een lange weg afgelegd samen hè, in het voortraject al.’

Waar denk je aan bij het woord BuurtKracht?

‘Dan denk ik wel aan alle eigen krachten die iedereen met zich meebrengt, en die bundelt en gebruik van maakt. In de straat of de buurt.’

 

‘Je hebt die openheid hier bijvoorbeeld gecreëerd dat iedereen hier doorheen kan lopen. Eerst maakte iedereen gebruik van het ‘oude’ paadje hiernaast. Maar je ziet steeds meer dat de mensen hier ook door heen wandelen. Dan ontstaan er ook praatjes met elkaar en omzien naar elkaar. Ik denk dat dat ook BuurtKracht is voor mij, omzien naar elkaar.’

Heb je een mooi voorbeeld van een BuurtKracht-deal?

René: ‘Wij proberen ideeën van inwoners te ondersteunen, en werkelijkheid te maken. Dat doen we door middel van het maken een zogenaamde deal, een BuurtKracht deal. Vanuit jou en hier zouden jullie wat meer outreachend, meer buiten het Noabershof willen zijn. Dat zou bijvoorbeeld een BuurtKracht deal kunnen zijn of kunnen worden. Maar heb jij zelf voorbeelden uit het verleden, wat een voorbeeld van een deal zou kunnen zijn? Vanuit de Haarstraat bijvoorbeeld?’

 

Gea: ‘Daar was het automatisch eigenlijk. Daar was je gewoon noaber van elkaar. Dat hield in, net als hier, dat het niet moest hè? Maar als iemand bijvoorbeeld gevallen was, dan hielp ik omdat het kan. Maar ik snap ook dat iemand dat niet doet, omdat ‘ie dat niet kan. En dat was dan ook gewoon goed. Maar als iemand het moeilijk heeft, dan is praktische hulp wel fijn. Dat is voor mij het eerste wat je doet. Er is heel veel schrijnend leed wat je niet weet. Het zou fijn zijn als mensen dat weer leren delen.’

 

René: ‘Wat is daar dan voor nodig denk je?’

Gea: ‘Weer meer omkijken naar elkaar. Wie zijn mijn buren eigenlijk? Iedereen leeft zijn eigen leven tegenwoordig. Ik vind het bijvoorbeeld leuk als mijn Turkse overbuurman naar mij zwaait als ik in al mijn drukte aan kom fietsen, en hij komt aanrijden. Wie zwaait daar? Oh, de buurman! Dat vind ik leuk, die verbondenheid.’

 

‘Ik zou het ook leuk vinden als hij gewoon hier naar toe komt lopen voor een praatje, of omgekeerd. Maar dat gebeurd niet. Mensen zijn heel erg op zich zelf. Ook vanuit verschillende culturen. Ik zie dat hier vanuit de wijk ook heel veel. Zelfde culturen zoeken elkaar toch wel op. Hoe zouden we dat toch meer kunnen verbinden? Misschien wel met eten! Of een bingo, gewoon iets makkelijks. Maar ja, wat is makkelijk? Want je moet toch altijd een drempel over. Je hand extra uitsteken. En is de behoefte er wel? Is er wel een behoefte om een ander te ontmoeten? Ik denk dat dat eerst onderzocht zou moeten worden.’

 

René: ‘Vaak moet er toch eerst iets van een band zijn voordat je daar een goed antwoord op krijgt. Als wij nu de wijk in lopen en vragen waar er behoefte aan is, dan weten veel mensen het ook niet, of klappen dicht. Want wie heb je dan voor je? Er is toch eerst iets van een relatie nodig. Maar dan kan het organiseren van bijvoorbeeld een bingo wel een eerste stap zijn. En dan een tweede keer een hapje eten samen. En dan ontstaan misschien wel die diepere gesprekken als, waar kom jij eigenlijk vandaan en wie ben je? En waar heb jij behoefte aan?’

 

Gea: ‘Pieter en ik organiseerden vroeger altijd een kerstdiner voor mensen met weinig contacten. Het eerste jaar dat we dat deden was dat eigenlijk heel lastig. Want je krijgt geen gegevens door de privacy-wet, mensen moesten zich echt zelf aanmelden. En dat doet niet iedereen. Die eerste stap is altijd het lastigste. Ik ben dan ook zelf wel eens bij mensen aan de deur gegaan. Een kwetsbaar en lastig gesprek, maar dan werd die eerste stap wel gezet. Als je eerlijk en bij je gevoel blijft, dan kom je wel bij de mensen binnen.’

 

‘En nieuwkomers konden we altijd verwelkomen omdat zij hier nieuw in de gemeente waren. Maar dat kon dan altijd maar 1 keer. Ik vergeet nooit meer dat er een jaar was dat er veel Syrische mensen waren. Eén van de dames kwam toen naar me toe met de vraag hoe ze ons konden bedanken. Uiteindelijk zijn ze voor ons gaan dansen. Nou, daar word ik dan echt heel blij van! Dan krijg je een stukje van hun zelf te zien.’

Doe jij zelf iets aan BuurtKracht?

Nou ja, ik probeer te helpen hier in het Noabershoes als ik daar de mogelijkheid toe heb. Af en toe ga ik mee naar school bijvoorbeeld. En verder doe ik wat me voor handen komt. Dat kerstdiner was ik altijd heel druk mee. Op mijn werk doe ik ook wel eens wat vrijwillig, en stuur ik de vrijwilligers aan. Dat wat op mijn pad komt.

Wie zou je als volgende Noaber aan het woord willen laten?

Daar heb ik over nagedacht, want ik ken natuurlijk best veel mensen. Maar ik geef hem graag door aan Marinus Meier. Hij is een vrijwilliger bij mij, in Eltheto. Hij betekent heel veel voor mij als vrijwilliger, maar ook voor de mensen. Je vraagt nooit mis bij hem. Hij zal zichzelf nooit op de voorgrond zetten, dus ik vind het leuk dit aan hem door te geven.

 

Bijzonder dat jullie dit doen hoor! Heel erg leuk, ik denk dat het goed is.

 

René: ‘Ja, het zijn ook altijd wel bijzondere gesprekken met de mensen. Met iedereen weer anders, maar heel leuk!’

Patricia: ‘En in de basis ook wel weer allemaal gelijk. Iedereen heeft het over omzien naar elkaar, en dat dat zo belangrijk is.’

René: ‘We willen gewoon graag de lokale mensen in beeld brengen. Aandacht besteden aan Noaberschap. Het initiatief van mensen zelf weer aanwakkeren en ondersteunen, en inspireren door bekende en herkenbare gezichten uit onze gemeente!